huisvrouw
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From huis (“house”) + vrouw (“wife”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: huis‧vrouw
Noun
[edit]huisvrouw f (plural huisvrouwen, diminutive huisvrouwtje n, masculine huisman)
From huis (“house”) + vrouw (“wife”).
Audio: | (file) |
huisvrouw f (plural huisvrouwen, diminutive huisvrouwtje n, masculine huisman)