homofilie

Dutch

From homo +‎ -filie.

homofilie f (uncountable)

(dated) homophilia, homosexuality
- 1977, W.F.L. Buschkens, “Hoofdstuk IV. Districtsbewoners en stedelingen [Chapter IV. District dwellers and city folk]”, in Albert Helman, editor, Cultureel mozaïek van Suriname. Bijdrage tot onderling begrip. [Cultural mosaic of Suriname. A contribution to mutual understanding.]‎^[1], Zutphen: De Walburg Pers, →ISBN, 4. De Creoolse bevolking [4. The Creole population.], page 265:
  De Creool veroordeelt en ridiculiseert sterk de homofilie van mannen, de awege of verwijfde man, doch is betrekkelijk tolerant ten aanzien van de homofilie van vrouwen.
  Creole men strongly condemn and ridicule homosexuality in men, the awege or effeminate man, but are relatively tolerant of homosexuality in women.