halveringstijd
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From halvering + -s- + tijd.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]halveringstijd f (plural halveringstijden, diminutive halveringstijdje n)
- half-life [from 1930s]
- Synonym: halfwaardetijd
Descendants
[edit]- → Indonesian: waktu paruh (calque)