haarstuk
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of haar (“hair”) + stuk (“piece”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]haarstuk n (plural haarstukken, diminutive haarstukje n)
- a hairpiece
- 2009, Barbara Ewing, translated by Erica Feberwee, Verf van rode rozen[1], translation of The Fraud (in English):
- Op de grote tafel bij het raam waaraan Angelica werkte, stond een buitengewoon uitzonderlijke verzameling potjes en flesjes en kruikjes, maar er lagen ook valse haarstukken.
- (please add an English translation of this quotation)
Synonyms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: haarstuk