Jump to content

geweeklaagd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

geweeklaagd

  1. past participle of weeklagen

Declension

[edit]
Declension of geweeklaagd
uninflected geweeklaagd
inflected geweeklaagde
positive
predicative/adverbial geweeklaagd
indefinite m./f. sing. geweeklaagde
n. sing. geweeklaagd
plural geweeklaagde
definite geweeklaagde
partitive geweeklaagds