Jump to content

gerechtigd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

gerechtigd

  1. past participle of gerechtigen

Adjective

[edit]

gerechtigd (comparative gerechtigder, superlative gerechtigdst)

  1. entitled (having a legal right to something)
    Ik ben nog niet AOW-gerechtigd.
    I am not yet entitled to a Dutch state old-age pension.

Declension

[edit]
Declension of gerechtigd
uninflected gerechtigd
inflected gerechtigde
comparative gerechtigder
positive comparative superlative
predicative/adverbial gerechtigd gerechtigder het gerechtigdst
het gerechtigdste
indefinite m./f. sing. gerechtigde gerechtigdere gerechtigdste
n. sing. gerechtigd gerechtigder gerechtigdste
plural gerechtigde gerechtigdere gerechtigdste
definite gerechtigde gerechtigdere gerechtigdste
partitive gerechtigds gerechtigders

Synonyms

[edit]

Derived terms

[edit]