Jump to content

gemoed

From Wiktionary, the free dictionary

Afrikaans

[edit]

Etymology

[edit]

From Dutch gemoed.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Noun

[edit]

gemoed (plural gemoedere, diminutive gemoedjie)

  1. feeling; heart; soul; mind

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch ghemoede. Analyzable as ge- +‎ moed. Cognate with German Gemüt, Old English gemēde.

Pronunciation

[edit]

Noun

[edit]

gemoed n (plural gemoederen, diminutive gemoedje n)

  1. feeling; heart; soul; mind
    Het lied raakte haar gemoed.
    The song touched her heart.
    Hij sprak met passie, vanuit zijn gemoed.
    He spoke with passion, from his soul.
    Ze deed het met heel haar gemoed.
    She did it with all her feeling.
    Hij probeert zijn gemoed te kalmeren.
    He is trying to calm his mind.

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: gemoed
  • Negerhollands: gemoed, gemoet, gemud
  • Papiamentu: hemut