geldezel
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]geldezel m (plural geldezels, diminutive geldezeltje n)
- (rare) a stupid miser [from 18th c.]
- 1737, Abraham a Sancta Clara, "De gierige narrin", Narrinnen-spiegel, part 1, tr. from German, publ. by Janssoons van Waesberge (2nd print), page 204.
- Veel diergelyke vrekken, Mammons broeders, of geld ezels, zyn 'er altyd onder de manluy gewee/t, en zyn 'er nog wel, dog het is onloochenbaar, dat de vrouwluy gemeenlyk nog meer met gierigheit behebt zyn, dan de mannen; […]
- (please add an English translation of this quotation)
- 1737, Abraham a Sancta Clara, "De gierige narrin", Narrinnen-spiegel, part 1, tr. from German, publ. by Janssoons van Waesberge (2nd print), page 204.
- (rare, fiction) a donkey that magically generates money [from 19th c.]
- 1896, Alfons de Cock, Pol de Mont, Dit zijn Vlaamsche wondersprookjes. Het volk naverteld, page 191:
- Het ezelken begon te schudden, te schudden, en daar viel, blinkend en klinkend, een heele hoop voskens neer! « Zie, dat ezelken moest ik hebben; dat beestje zou mij rijk schudden! Maar kom; ik heb het al beet! Het middel is gevonden! » En de bazin nam haar eigen ezelken, dat goed op 't andere geleek, en bond het in de plaats van het geldezelken aan de krebbe.
- (please add an English translation of this quotation)
- a money mule (front who makes a bank account available to criminals) [from 21st c.]
Hypernyms
[edit]- (money mule): katvanger