Jump to content

geconjugeerd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

geconjugeerd

  1. past participle of conjugeren

Declension

[edit]
Declension of geconjugeerd
uninflected geconjugeerd
inflected geconjugeerde
positive
predicative/adverbial geconjugeerd
indefinite m./f. sing. geconjugeerde
n. sing. geconjugeerd
plural geconjugeerde
definite geconjugeerde
partitive geconjugeerds