geblesseerd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

geblesseerd

  1. past participle of blesseren

Declension

[edit]
Declension of geblesseerd
uninflected geblesseerd
inflected geblesseerde
positive
predicative/adverbial geblesseerd
indefinite m./f. sing. geblesseerde
n. sing. geblesseerd
plural geblesseerde
definite geblesseerde
partitive geblesseerds