fantoompijn
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of fantoom (“phantom, figment”) + pijn (“pain”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]fantoompijn m (plural fantoompijnen, diminutive fantoompijntje n)
- (countable, uncountable) phantom pain
- Na de amputatie ervoer hij fantoompijn in zijn missende ledemaat. ― After the amputation, he experienced phantom pain in his missing limb.
- Fantoompijn is een veel voorkomend probleem bij amputatiepatiënten. ― Phantom pain is a common issue among amputees.
- Ze had veel last van fantoompijn, maar fysiotherapie hielp. ― She suffered a lot from phantom pain, but physical therapy helped.