Jump to content

effectief

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Borrowed from French effectif, from Middle French effectif, from Latin effectīvus.[1]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌɛ.fɛkˈtif/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ef‧fec‧tief
  • Rhymes: -if

Adjective

[edit]

effectief (comparative effectiever, superlative effectiefst)

  1. effective

Declension

[edit]
Declension of effectief
uninflected effectief
inflected effectieve
comparative effectiever
positive comparative superlative
predicative/adverbial effectief effectiever het effectiefst
het effectiefste
indefinite m./f. sing. effectieve effectievere effectiefste
n. sing. effectief effectiever effectiefste
plural effectieve effectievere effectiefste
definite effectieve effectievere effectiefste
partitive effectiefs effectievers

Derived terms

[edit]

Adverb

[edit]

effectief (comparative effectiever, superlative effectiefst)

  1. effectively
  2. really
    Dit is effectief gebeurd.
    This really happened.

Antonyms

[edit]

References

[edit]
  1. ^ Philippa, Marlies, Debrabandere, Frans, Quak, Arend, Schoonheim, Tanneke, van der Sijs, Nicoline (2003–2009) Etymologisch woordenboek van het Nederlands (in Dutch), Amsterdam: Amsterdam University Press