Compound of dom + oor. Compare kniesoor, druiloor.
- IPA(key): /ˈdɔm.oːr/
- Hyphenation: dom‧oor
domoor m or f (plural domoren, diminutive domoortje n)
- fool, oaf, dunce (stupid or silly person)
- Synonyms: dombo, domkop, dommerik, dwaas, ezel, ezelsveulen, idioot, kalf, kalverkop, kneus, leeghoofd, oelewapper, oen, rund, steenezel, sufferd, sufkop, sukkel, stomkop, stommeling, uil, uilskuiken