destebeter

Dutch

Etymology

Univerbation of des te +‎ beter.

Adverb

destebeter

1. (nonstandard) all the better, even better
   • 1957 March 2, “Koud”, in Leeuwarder courant‎^[1], Leeuwarden, page 9:

     De minder prettige omstandigheid had echter dit voordeel, dat de receptie in de veel te kleine, maar goed verwarmde ruimten van de „Sneek" destebeter werd gewaardeerd.

     However, the less pleasant circumstance had the advantage that the reception in the much too small, but well-heated rooms of the „Sneek" was appreciated even more.