Jump to content

dankbaar

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch dancbaer. Equivalent to danken (to thank) +‎ -baar (-able). Cognate to German dankbar.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈdɑŋk.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: dank‧baar

Adjective

[edit]

dankbaar (comparative dankbaarder, superlative dankbaarst)

  1. thankful, grateful
  2. (figuratively) gratifying, rewarding

Declension

[edit]
Declension of dankbaar
uninflected dankbaar
inflected dankbare
comparative dankbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial dankbaar dankbaarder het dankbaarst
het dankbaarste
indefinite m./f. sing. dankbare dankbaardere dankbaarste
n. sing. dankbaar dankbaarder dankbaarste
plural dankbare dankbaardere dankbaarste
definite dankbare dankbaardere dankbaarste
partitive dankbaars dankbaarders

Antonyms

[edit]

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: dankbar