busbestuurder
Jump to navigation
Jump to search
Afrikaans
[edit]Etymology
[edit]From bus (“bus”) + bestuurder (“driver”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file)
Noun
[edit]busbestuurder (plural busbestuurders)
- A bus driver.
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From bus (“bus”) + bestuurder (“driver”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]busbestuurder m (plural busbestuurders, diminutive busbestuurdertje n, feminine busbestuurster)
- a bus driver
- Synonym: buschauffeur
- De busbestuurder zorgde ervoor dat alle passagiers veilig op hun bestemming aankwamen.
- The bus driver made sure that all passengers arrived safely at their destination.