buitenkant

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of buiten (outer) +‎ kant (side).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈbœy̯.tə(n)ˌkɑnt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bui‧ten‧kant

Noun

[edit]

buitenkant m (plural buitenkanten, diminutive buitenkantje n)

  1. the outer side: outside
    Antonym: binnenkant
    De buitenkant van het gebouw is blauw geschilderd.
    The outside of the building is painted blue.
    aan de buitenkanton the outside

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: buitekant