Jump to content

buitenissig

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Coined in 1868 by Eduard Douwes Dekker (Multatuli) as buiten (outside) +‎ is (is, 3rd person singular of zijn, “to be”) +‎ -ig (-y).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌbœy̯.təˈnɪ.səx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bui‧te‧nis‧sig

Adjective

[edit]

buitenissig (comparative buitenissiger, superlative buitenissigst)

  1. extravagant, weird, eccentric
  2. tawdry, obtrusive, cloying

Declension

[edit]
Declension of buitenissig
uninflected buitenissig
inflected buitenissige
comparative buitenissiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial buitenissig buitenissiger het buitenissigst
het buitenissigste
indefinite m./f. sing. buitenissige buitenissigere buitenissigste
n. sing. buitenissig buitenissiger buitenissigste
plural buitenissige buitenissigere buitenissigste
definite buitenissige buitenissigere buitenissigste
partitive buitenissigs buitenissigers