bitterkoek
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of bitter (“bitter”) + koek (“biscuit, cake, cookie”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]bitterkoek m (plural bitterkoeken, diminutive bitterkoekje n)
Compound of bitter (“bitter”) + koek (“biscuit, cake, cookie”).
bitterkoek m (plural bitterkoeken, diminutive bitterkoekje n)