bitawiwiri

Sranan Tongo

Alternative forms

bitaw'wiri

Etymology

Compound of bita (“bitter”) +‎ wiwiri (“leaf”), referring to its bitter taste. First attested in 1740 as bita wirri wirri in the unpublished anonymous manuscript Ontwerp tot Eene Beschryving van Surinaamen [Draft of a description of Suriname].^[1]

Pronunciation

IPA^(key): /ˈbitawiwiɾi/, [ˈbita̠wiwiɾi], [ˈbitɑ̟wiwiɾi]
IPA^(key): /ˈbitawːiɾi/, [ˈbita̠wːiɾi], [ˈbitɑ̟wːiɾi]

Noun

bitawiwiri

Cestrum latifolium, the young leaves of which are eaten as a vegetable.

Derived terms

manbitawiwiri

Descendants

Aukan: bita uwíi
Saramaccan: bita uwíi
→ Dutch: bitawiri

References

^ J. van Donselaar (1996) “Vroege vondsten van woorden uit Surinaamse creooltalen tot 1764 [Early finds of words in Surinamese creole languages up to 1764]”, in OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis‎^[1] (in Dutch), Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, →ISSN, page 92

[1] J. van Donselaar (1996) “Vroege vondsten van woorden uit Surinaamse creooltalen tot 1764 [Early finds of words in Surinamese creole languages up to 1764]”, in OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis‎^[1] (in Dutch), Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, →ISSN, page 92

[1]