betwistbaar

Dutch

Etymology

From betwisten +‎ -baar.

Pronunciation

• IPA^(key): /bəˈtʋɪstˌbaːr/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: be‧twist‧baar

Adjective

betwistbaar (comparative betwistbaarder, superlative betwistbaarst)

1. questionable, arguable

Declension

Declension of betwistbaar
uninflected	betwistbaar
inflected	betwistbare
comparative	betwistbaarder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		betwistbaar	betwistbaarder	het betwistbaarst het betwistbaarste
indefinite	m./f. sing.	betwistbare	betwistbaardere	betwistbaarste
	n. sing.	betwistbaar	betwistbaarder	betwistbaarste
	plural	betwistbare	betwistbaardere	betwistbaarste
definite		betwistbare	betwistbaardere	betwistbaarste
partitive		betwistbaars	betwistbaarders	—

Derived terms

• betwistbaarheid