beenpijp
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of been (“bone, leg”) + pijp (“pipe”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]beenpijp f (plural beenpijpen, diminutive beenpijpje n)
Compound of been (“bone, leg”) + pijp (“pipe”).
beenpijp f (plural beenpijpen, diminutive beenpijpje n)