bedwingzaam

Dutch

Etymology

From bedwingen +‎ -zaam.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌbəˈdʋɪŋ.zaːm/
• Hyphenation: be‧dwing‧zaam

Adjective

bedwingzaam (comparative bedrijfzamer, superlative bedwingzaamst)

1. (dated) showing restraint, restraintful

Declension

Declension of bedwingzaam
uninflected	bedwingzaam
inflected	bedwingzame
comparative	bedwingzamer
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		bedwingzaam	bedwingzamer	het bedwingzaamst het bedwingzaamste
indefinite	m./f. sing.	bedwingzame	bedwingzamere	bedwingzaamste
	n. sing.	bedwingzaam	bedwingzamer	bedwingzaamste
	plural	bedwingzame	bedwingzamere	bedwingzaamste
definite		bedwingzame	bedwingzamere	bedwingzaamste
partitive		bedwingzaams	bedwingzamers	—

Derived terms

• bedwingzaamheid

Further reading

• Matthias de Vries, Lambert Allard te Winkel (1864) “bedwingzaam”, in Woordenboek der Nederlandsche Taal, published 2001