barrevoets
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From bar (“barren, bare”) + -e- + voet (“foot”) + -s.
Pronunciation
[edit]Adverb
[edit]barrevoets
- barefoot (wearing no footwear at all)
- Ze liep barrevoets over het warme zand.
- She walked barefoot on the warm sand.
- De kinderen speelden barrevoets in het gras.
- The children were playing barefoot in the grass.
- Hij gaat altijd barrevoets als hij thuis is.
- He always goes barefoot when he is at home.