achterdeur
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From Middle Dutch afterdore. Equivalent to achter + deur.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]achterdeur f (plural achterdeuren, diminutive achterdeurtje n)
- back door
- Antonym: voordeur
- Ze gingen het huis binnen via de achterdeur.
- They entered the house through the back door.
- De achterdeur was op slot, dus moesten we rondlopen naar de voorkant.
- The back door was locked, so we had to walk around to the front.
- Hij schilderde de achterdeur groen.
- He painted the back door green.