achtbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch achtbaer, ahtebaar. Equivalent to acht +‎ -baar.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɑxt.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: acht‧baar

Adjective

[edit]

achtbaar (comparative achtbaarder, superlative achtbaarst)

  1. honourable, notable
  2. notable, remarkable

Declension

[edit]
Declension of achtbaar
uninflected achtbaar
inflected achtbare
comparative achtbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial achtbaar achtbaarder het achtbaarst
het achtbaarste
indefinite m./f. sing. achtbare achtbaardere achtbaarste
n. sing. achtbaar achtbaarder achtbaarste
plural achtbare achtbaardere achtbaarste
definite achtbare achtbaardere achtbaarste
partitive achtbaars achtbaarders

Derived terms

[edit]