aartsbisschoppelijk
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From aartsbisschop + -e- + -lijk.
Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: aarts‧bis‧schop‧pe‧lijk
Adjective
[edit]aartsbisschoppelijk (comparative aartsbisschoppelijker, superlative aartsbisschoppelijkst)
Declension
[edit]Declension of aartsbisschoppelijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | aartsbisschoppelijk | |||
inflected | aartsbisschoppelijke | |||
comparative | aartsbisschoppelijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | aartsbisschoppelijk | aartsbisschoppelijker | het aartsbisschoppelijkst het aartsbisschoppelijkste | |
indefinite | m./f. sing. | aartsbisschoppelijke | aartsbisschoppelijkere | aartsbisschoppelijkste |
n. sing. | aartsbisschoppelijk | aartsbisschoppelijker | aartsbisschoppelijkste | |
plural | aartsbisschoppelijke | aartsbisschoppelijkere | aartsbisschoppelijkste | |
definite | aartsbisschoppelijke | aartsbisschoppelijkere | aartsbisschoppelijkste | |
partitive | aartsbisschoppelijks | aartsbisschoppelijkers | — |