aanvankelijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From aanvang +‎ -e- +‎ -lijk, calque of German anfänglich.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌaːnˈvɑŋ.kə.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧van‧ke‧lijk

Adverb

[edit]

aanvankelijk

  1. initially, at first
    Synonyms: eerst, initieel

Adjective

[edit]

aanvankelijk (not comparable)

  1. initial
    Synonyms: eerst, initieel

Declension

[edit]
Declension of aanvankelijk
uninflected aanvankelijk
inflected aanvankelijke
comparative
positive
predicative/adverbial aanvankelijk
indefinite m./f. sing. aanvankelijke
n. sing. aanvankelijk
plural aanvankelijke
definite aanvankelijke
partitive aanvankelijks