Jump to content

aangeboren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch aengeboren. Equivalent to aan +‎ geboren.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈaːn.ɣəˌboː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧ge‧bo‧ren

Adjective

[edit]

aangeboren (not comparable)

  1. native, innate
  2. congenital
  3. (dated) acquired at birth

Declension

[edit]
Declension of aangeboren
uninflected aangeboren
inflected aangeboren
comparative
positive
predicative/adverbial aangeboren
indefinite m./f. sing. aangeboren
n. sing. aangeboren
plural aangeboren
definite aangeboren
partitive aangeborens