Jump to content

aanbeden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

aanbeden

  1. past participle of aanbidden

Declension

[edit]
Declension of aanbeden
uninflected aanbeden
inflected aanbeden
positive
predicative/adverbial aanbeden
indefinite m./f. sing. aanbeden
n. sing. aanbeden
plural aanbeden
definite aanbeden
partitive aanbedens