User:Qorilla/Highlight
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Pronunciation
[edit]Preposition
[edit]word to be defined (plural words defined)
- (possession) of
- De hoed van het meisje. — The hat of the girl.
- Het gewicht van een olifant. — The weight of an elephant.
- (place, direction) from, off
- Hij ging van deur tot deur. — He went from door to door.
- Het vlees van de beenderen snijden. — To cut the meat from the bones.
- Van vader op zoon. — From father to son.
- Hij komt van Griekenland. — He’s from Greece.
- (time) from
- Van dag tot dag. — Day by day.
- Van toen af aan. — From then onwards.
- Van ’s avonds laat tot ’s morgens vroeg. — From the early morning till late at night.
- De trein van tien uur. — The 10.00 train.
- (cause) of, with
- Sidderen van angst. — Trembling with fear.
- Tranen van geluk. — Tears of joy.
Derived terms
[edit]Adverb
[edit]word to be defined (comparative word even more)
- of, from
- Ik neem er tien van. — I’ll take ten of them.
- from
- Ik vertrek van daar. — I’ll start from there.
- by, from
- Ik word er gek van. — It drives me crazy.
- Men wordt daar sloom van. — It turns one numb.
- of, about
- Wat zegt u daar van? — What do you say about that?
- Ik weet daar niks van. — I don’t know anything about that.