Jump to content

Nedersaksisch

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]
Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From Nedersaksen +‎ -isch or neder +‎ Saksisch.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌneːdərˈsɑksis/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: Ne‧der‧sak‧sisch
  • Rhymes: -is

Adjective

[edit]

Nedersaksisch (not comparable)

  1. Low Saxon

Declension

[edit]
Declension of Nedersaksisch
uninflected Nedersaksisch
inflected Nedersaksische
comparative
positive
predicative/adverbial Nedersaksisch
indefinite m./f. sing. Nedersaksische
n. sing. Nedersaksisch
plural Nedersaksische
definite Nedersaksische
partitive Nedersaksisch

Proper noun

[edit]

Nedersaksisch n

  1. the Low Saxon language
    • 2005, Henk Bloemhoff, Taaltelling Nedersaksisch: Een enquête naar het gebruik en de beheersing van het Nedersaksisch in Nederland, Groningen: Sasland, page 9:
      Zoals gebruikelijk is, wordt de aanduiding Nedersaksisch hier gehanteerd als overkoepelende term voor het Gronings, Drents, Stellingwerfs, Sallands, West-Overijssels, Twents, Achterhoeks en Veluws. Het aangrenzende Nedersaksisch sprekende gebied in Duitsland werd niet in het onderzoek betrokken.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 2018, Mathilde Jansen, Nicoline van der Sijs, Fieke Van der Gucht, Johan De Caluwe, Atlas van de Nederlandse taal: Editie Nederland, Lannoo (publisher), page 135:
      Het Nedersaksisch strekt zich uit over een groot deel van Nederland en Duitsland.
      Low Saxon extends over a large part of the Netherlands and Germany.

Synonyms

[edit]

Meronyms

[edit]

(in the Netherlands)

Holonyms

[edit]