Citations:flens
Jump to navigation
Jump to search
Dutch citations of flens
- 1906, 20 June, Rotterdamsch Nieuwsblad; Blijf je van me hekkie? [1]:
- — Blijven jelui van me hekkie? anders zal 'k jelui een schop onder je k... geven...
- — Wat? Wil je me kinderen slaan? had J. geroepen. Hier heb je van mij wat. Flens! Bos had zijn klap te pakken.
- 1915, 13 October, Julius Wolff, P. M. H. Welker, Nieuwe Vlaardingsche Courant; Feuilleton. De Wilde Jager. [2]:
- Daar zie ik in de verte een haas, die zich den tijd verdrijft met mannetjesmaken vlak bij een beukenstam. Ik grijp mijn boog en . . . flens, daar zit hij met een lepel aan den boom vastgespijkerd. "Zoo," zeg ik, "jij loopt mij niet meer weg, kereltje," en ik ga verder.
- 1920, G. J. Visscher , Voor 't jonge volkje; een geïllustreerd tijdschrift voor de jeugd, deel 82; Lotgevallen van een kastanje, page 166:
- "Als de erwten in natte aarde komen, ontkiemen ze gauw," dacht hij en flens! Hij gooide nog een glas water op den pot, zoodat het in stralen langs mijn zijde liep.
- 1924, 13 September, Passe-Partout, De Zuid-Willemsvaart; Roman-bijvoegsel van "De Zuidwillemsvaart", De secretaris-schoenpoetser, page 2:
- Kwam er storm? Steeds hooger en heviger stormden de golven aan, steeds zwarter werd de lucht. As 't nu nog ging onweren, waren ze misschien voor de haaien. Flens! Daar kwam 'n groote golf over 't dek gespoeld. Guusje werd tegen den grond gespoeld.
- 1925, 14 August, De courant Het nieuws van den dag; Ons Kinderhoekje, In den wespentijd, page 7:
- "Een wesp!" werd er plotseling geroepen aan het tafeltje, niet ver van het hunne. Met groot spektakel sprongen daar een stuk of vier jongelui overeind. Springen, slaan, schreeuwen, zoo heb je niet!
- "Flens! Daar ligt hij!" riep er een. Hij had het insect met een stok geraakt, zoodat het beestje op den grond rolde en toen zette hij er zijn voet op.
- 1927, Krijn Touw, De scheepsjongen van Abel Tasman, page 76:
- Je vecht bijkans om in de boot te komen en dan er op af. Flens, een harpoen er in. En dan gaat hij aan den haal. Sleept op 't laatst, als de katrol afgeloopen is, je heele boot mee, maar boven komen moet hij toch weer. En als hij dat doet, flens, weer zoo'n spijkertje er in.
- 1952, Piet Bakker, Vrouw aan boord, verhaal van het water, page 29:
- Smak je stompe kop er in! Daar komt weer zo'n jongen an.... Pets! Niks meer te vertellen. Waar blijven ze met hun branie als wij met z'n tweeën er op in stormen? Flens...! Wéér zo'n lefzetter! Hij maakt m'n kuip nat, de schooier.