volledig

Afrikaans

Etymology

From Dutch volledig.

Pronunciation

• IPA^(key): /fɔledəχ/

Adjective

volledig (attributive volledig, comparative vollediger, superlative volledigste)

1. complete

Dutch

Etymology

From vol- (“fully”) +‎ lid (“part”) +‎ -ig (“-y”).

Pronunciation

• IPA^(key): /vɔˈleː.dəx/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: vol‧le‧dig
• Rhymes: -eːdəx

Adjective

volledig (comparative vollediger, superlative volledigst)

1. complete

   Synonym: compleet

   Antonyms: gedeeltelijk, onvolledig

Inflection

Declension of volledig
uninflected	volledig
inflected	volledige
comparative	vollediger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		volledig	vollediger	het volledigst het volledigste
indefinite	m./f. sing.	volledige	volledigere	volledigste
	n. sing.	volledig	vollediger	volledigste
	plural	volledige	volledigere	volledigste
definite		volledige	volledigere	volledigste
partitive		volledigs	volledigers	—

Derived terms

• volledigheid

Descendants

• Jersey Dutch: ālään̈dix