uitzonderlijk
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From uitzonderen (“to except”) + -lijk.
Pronunciation
[edit]Adjective
[edit]uitzonderlijk (comparative uitzonderlijker, superlative uitzonderlijkst)
Declension
[edit]Declension of uitzonderlijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | uitzonderlijk | |||
inflected | uitzonderlijke | |||
comparative | uitzonderlijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | uitzonderlijk | uitzonderlijker | het uitzonderlijkst het uitzonderlijkste | |
indefinite | m./f. sing. | uitzonderlijke | uitzonderlijkere | uitzonderlijkste |
n. sing. | uitzonderlijk | uitzonderlijker | uitzonderlijkste | |
plural | uitzonderlijke | uitzonderlijkere | uitzonderlijkste | |
definite | uitzonderlijke | uitzonderlijkere | uitzonderlijkste | |
partitive | uitzonderlijks | uitzonderlijkers | — |
Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: uitsonderlik