naamgever
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From naam (“name”) + gever (“giver”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file)
Noun
[edit]naamgever m (plural naamgevers, diminutive naamgevertje n)
From naam (“name”) + gever (“giver”).
Audio: | (file) |
naamgever m (plural naamgevers, diminutive naamgevertje n)